Presentatie door Jos de Blok
Presentatie Jos de Blok (Buurtzorg Nederland) bij het 10-jarig bestaan van het Ouderencontact Profburgwijk op 2 november 2023
In 1987 ben ik begonnen als wijkverpleegkundige in Bemmel. Daar werkte ik samen met drie huisartsen. Wat ik met Buurtzorg Nederland heb gedaan is geïnspireerd door wat we in Bemmel deden. Want dat was namelijk een heel goede aanpak. Aandacht en langdurig contact met cliënten, korte lijnen met de huisartsen. Ik werkte bijvoorbeeld op het consultatiebureau en ontmoette jaren laten een vrouw die me vertelde dat ik 34 jaar eerder haar zoon op het consultatiebureau had gehad. Zij kende mij en er zijn families waarvan ik grootouders, ouders en kinderen kende. Dit systeem was bekende basiszorg, dicht bij de mensen.
Ik wil laten zien hoe de geschiedenis gegaan is. Tegenwoordig wordt een vernieuwing retro-innovatie genoemd. Ik ben heel erg van retro. Ik houd ervan dingen te veranderen waarvan ik denk dat ze beter kunnen.
Dit is een overzicht van wat Buurtzorg geworden is. Buurtzorg, Buurtdiensten, Buurtzorg jong, Buurtzorg kraam en stichting Maja, Buurtzorghuis, Buurtwonen, BuurtzorgT.
Toen ik begon met Buurtzorg in 2006 had ik het idee om vooral de buurt te veranderen. Laat ik beginnen met de wijkverpleging. Waar het om gaat is hoe je in buurten dingen oplost met elkaar en hoe je een prettig leven hebt, zoals ook hier de doelstelling is. Willen we dat, dan moeten we dingen anders doen dan nu. Er zijn nu heel veel zaken geïnstitutionaliseerd. Terwijl het erom gaat dat je als mensen dingen samen doet. Vandaar dat ik indertijd gekozen heb voor een andere manier van organiseren. Zelfsturend, in plaats van met managementlagen. Management vind ik één van de grootste ziektes van deze tijd. Veel managers zijn niet inhoudelijk opgeleid in de zorg, ze weten niet waarover ze praten. Vanmorgen was ik op het ministerie voor een overleg, ook met de Nederlandse ZorgAutoriteit. Daar zit dan niemand die een zorginhoudelijke achtergrond heeft. Dat vind ik triest.
Als je kijkt naar de diensten zie je hoe versnipperd het nu is. Waar ik naar toe wil is de oude gezinszorg terug en de oude wijkverpleging. Een psychiater die bij mensen thuis komt. Als je mensen in een buurt leert om in hun netwerk om te gaan met allerlei zaken van het leven, de omgeving meeneemt, kom je tot andere oplossingen dan nu. Dat geldt ook voor dementie. Niemand wil de laatste maanden van zijn leven in een verpleeghuis opgesloten zijn. Ik vind het traumatisch dat we mensen met dementie opsluiten. Het zou een recht moeten zijn om niet opgesloten te worden.
Kennen jullie het verhaal van Teun Toebes die als jongere op de gesloten afdeling van een verpleeghuis ging wonen? Hij schreef het boek VerpleegThuis over zijn ervaringen en pleit voor een heel andere benadering. Aansluiten bij de mensen zelf, zien wat in dat contact tot stand komt. Dan kan en is er veel meer dan je denkt. Dat zijn punten voor Buurtzorg.
Wat is er gebeurd in het verleden dat maakt waar we nu zijn? Van 1960 tot 1990 ging het goed. Goede wijkverpleging, goede gezins- en jeugdzorg. Maatschappelijke gezondheidszorg, een sterke eerste lijn van huisartsen, wijkverpleging en maatschappelijk werk en een bescheiden aantal specialismen in ziekenhuizen.
Na 1990 veranderde dat. Marktprikkels, regionalisering, new public management, managementlagen, bureaucratisering, specialisaties en fragmentatie.
Zorg werkt vanuit de relatie. Je gaat als zorgverlener kijken hoe je erger kunt voorkomen. Die veranderingen hebben problemen veroorzaakt. Onder andere dat we nu met een groot personeelstekort zitten. Als ik terugkijk naar mijn tijd in Bemmel werkten we daar met vijf mensen. Wijkverpleging, preventie, contacten met huisartsen, korte lijnen. Als mensen moeite hadden met rouwverwerking hadden we het daarover. Mensen kregen steun van elkaar, je deed het samen in de gemeenschap. Het werd simpel opgelost en je kon het zelf regelen. Als je nu kijkt hoeveel mensen er werken in diezelfde rollen zijn dat er zeventig. Van dat aantal mensen van toen naar zeventig nu. Is Bemmel zoveel groter geworden? Zijn er zo veel meer ouderen nu dan toen? Als je dat gaat verrekenen zou je nu op een aantal van twintig mensen uitkomen in plaats van zeventig. We doen nu dingen die voorkomen kunnen worden of die anders opgelost kunnen worden. Het werk dat ik deed is nu opgeknipt in tien stukjes. Dat leidt ertoe dat we meer mensen nodig hebben dan als je het op een andere, minder verknipte manier regelt.
Toen kwam het idee: we moeten het anders regelen. Tussen 2000 en 2010 zijn er allerlei transitieprogramma’s geweest. Jan Rotmans (die naam kent u misschien) had het over een verandering van tijdperken in plaats van een tijdperk van verandering. Als we zo doorgaan als nu worden de problemen alleen maar groter, zegt hij.
Tussen 2010 en 2022 zie je dat we vastlopen in structuren. Er is sprake van een zorginfarct. Dan komt het Integraal Zorg Akkoord (IZA).
We moeten het anders doen. En er is ruimte om het anders te doen. Dus ik heb een plan bedacht. In 100 buurten gaan we doen wat zinvol is voor die buurten. Daarvoor heb ik 200 miljoen gevraagd en het zit erin dat we dat krijgen. Het is grotendeels gebaseerd op ideeën en projecten die we samen met de Leyden Academy doen. Hoe ziet collectieve preventie er nou eigenlijk uit? Hoe vertaal je dat naar een buurt? Hier in Leiden in de Fruitbuurt zijn Hanneke v.d. Veen en Trudy Versluis bezig met zo’n project. In samenspraak met de bewoners kijken wat nodig en wenselijk is en samen tot activiteiten komen.
Dit gedachtengoed komt uit Cuba. Cuba heeft het meest intelligente systeem in de wereld. Hun hele systeem is gebouwd vanuit een visie op preventie, vanuit de sociale infrastructuur. Er zijn weinig middelen, dus moet je het slim inrichten, vanaf de basis. Kookclubjes, dansclubjes. Die maken dat mensen met elkaar sociale contacten hebben en dat leidt tot een prettiger leven. En de levensverwachting is vergelijkbaar met Nederland. Ik was vorige week nog in Cuba. We zorgen dat die kennis ook hier gebruikt kan worden.
De toekomst. Niet wachten op de overheid, want dat komt te laat. Niet individueel werken, want dat is te weinig. Informele netwerken, dat moet bovenaan staan. Invloed hebben op je buurt, op alles wat je dagelijks leven beïnvloedt. Naar een nieuwe infrastructuur. De buurt als ecosysteem. Handelen als gemeenschap.
Nederland is vol zorgaanbieders die gericht zijn op zorg leveren. Je moet beginnen bij hoe je kunt leven, hoe je zo onafhankelijk mogelijk je leven kunt leiden en hoe je zorg krijgt als je dat nodig hebt. En dat je jezelf weer zo snel mogelijk kunt redden.
Dat wil zeggen een omslag van desintegratie naar integratie, van specialisaties naar generalisatie, van formele naar informele zorg en van ziekenhuis naar thuis.
Zelfsturing en autonomie in plaats van management. Praktische wijsheid in plaats van evidence based. Van juridisering en economisering naar vermaatschappelijking en vermenselijking.
We hebben bedacht: als we 15-20 aangepaste woningen in een buurt zetten en de omgeving betrekt bij de zorg voor mensen hoeven die niet naar een verpleeghuis. Buurtwonen. We gaan de buurt mobiliseren. Huizen die onder de huursubsidiegrens vallen. In 60 gemeentes zijn we bezig dit voor elkaar te krijgen. Het lijkt ingewikkeld, maar dat valt reuze mee.
Dit probleem speelt over de hele wereld. Buurtzorg in Copacabanastrand in Brazilië. De mensen daar zijn met hetzelfde bezig als wij hier. Dat is leuk. Gebaseerd op een visie, niet bedacht vanuit commercieel belang.
De politiek moet ook wat doen. Anders blijven we bezig dingen aan te bieden die mensen niet nodig hebben. Maar vaak weet je dat niet. Zorg is subjectief. Als je iemand krijgt die zegt: ‘als we dit en dat bij jou doen gaat het beter’ dan vertrouw je daarop. Je kent het alternatief niet. Maar werk je als zorg vanuit maatschappelijk perspectief dan kom je tot andere dingen. Dat maakt het werk leuker. Je wordt niet geregeerd door allerlei regels en taakstellingen vanuit een ministerie. Als je kijkt wat dat oplevert verwacht ik dat mensen langer gelukkig en gezond blijven. En dat we het personeelstekort opheffen met elkaar. Als je zo gaat werken blijft het aantrekkelijk om in de zorg te werken en gaan de kosten omlaag. Wij kunnen met 25% minder uit. Dat is mijn boodschap.
Ik beantwoord graag vragen, heeft u die?
Vraag: welke politieke partij staat achter deze plannen?
Jos: het bijzondere is dat er van links tot rechts belangstelling voor is. Dus niet van één specifieke partij, maar van SP tot PVV. Met Pieter (Omtzigt) heb ik ook contact. Dus er is voldoende draagvlak.
Vraag: ik werk als vrijwilliger in het hospice hier in de wijk. En het is niet alleen in Leiden maar ook landelijk een trend dat, omdat er geen plaats is in verpleeghuizen, het hospice een soort tussenoptie is. Er is sprake van verstopping, de mantelzorg zakt door haar hoeven. Dan wordt de situatie erger. Een hospice wordt bijna een verlengde van een verpleeghuis. Het wordt nijpender. Is daar een oplossing voor? Dat ze niet naar verpleeghuis of hospice hoeven.
Jos: naar mijn idee is dit een gevolg van hoe we het 30, 40 jaar georganiseerd hebben. Een aantal jaren geleden was er het programma Waardigheid en trots, van Hugo Borst en Carin Gaemers over verbetering in verpleeghuizen. Er kwam geld bij. Het ministerie van VWS kwam toen bij mij langs. Het laatste hoofdstuk ging over vernieuwing en verandering. Ik zei: ‘ik zou van het laatste hoofdstuk het eerste maken. Zoveel mogelijk diversiteit en verschillende oplossingen. Waar de behoeften zijn experimenteren. Daar waar het nodig is verbeteren. En kijken naar alternatieven.’ Daar is nauwelijks iets mee gedaan.
Wat nu nodig is dat je kijkt vanuit de behoeften van de buurt. Een hospice. Maar het kan ook zijn een respijtwoning. Je moet een infrastructuur bouwen. Plekken waar mensen een tijdje kunnen wonen als het thuis niet meer gaat. En kijken hoe ze weer terug kunnen. Ik denk dat dat mogelijk is. En zorgen dat je plekken hebt, hospices of andere, waar mensen op basis van wat het probleem is terecht kunnen. Dan heb je ook regionale oplossingen als Buurtzorgpension. Een hospice kan een onderdeel van deze infrastructuur zijn. Je moet het opbouwen vanuit de behoeftes. En dan denk ik dat de kans op oplossingen groter is. Als we het verpleeghuis zien als enige optie dan krijg je wat nu gebeurt. Ik denk dat over 10 à 15 jaar de opvatting over verpleeghuizen veranderd is.
Vraag: je noemde net wijken waarmee je aan de slag gaat, is het bepalend welke wijken dat zijn?
Jos: nee. We gaan het gezamenlijk vanuit de wijkverpleging doen. Vijftien collega-organisaties doen mee. Verspreid over het land kiezen we buurten uit. Deels vanuit die buurten zelf; dat zijn informele netwerken. Deels vanuit gemeenten. Op een aantal criteria kijken we of die beweging daar is.
Als we die 100 buurten in beeld hebben willen we naar 1000. We hebben ongeveer 17.000 buurten.
Vraag: wat is een ideale buurt?
Jos: dat hangt af van wat de mensen zelf die in die buurt wonen willen, wat zij vinden. Dat kan een grotere buurt zijn. Er ligt een geschiedenis in de buurt waar mensen een verbinding hebben.
Vraag: en zonder verbinding?
Jos: dan moet dat er komen. Er ligt een rol vanuit ons. Je had vroeger opbouwwerkers. Die zijn er wel, maar minder dan vroeger. Voor de wijkverpleging was het ook een rol. Je ging kijken hoe je de verbinding kon leggen. Als je dat gaat regelen ben je verbaasd over de uitkomst.
Mijn werk is niet even bij iemand naar binnen gaan, taken uitvoeren en weer naar buiten. Nee, het werk is: hoe kan ik een sociaal netwerk ontwikkelen zodat mensen minder eenzaam zijn.
Je moet ook landelijk daarnaar kijken.
Mieke Schlatmann: ik denk dat het Ouderencontact veel doet voor die verbinding. Ik denk dat het in veel buurten gebeurt. Alleen is de vraag waar het minder is, dat je dat aanpakt. En gezamenlijk doet. Wat is jouw tip? Je hebt ervaring met informele netwerken en organisaties. Heb je tips voor de informele netwerken in contact met de organisaties?
Jos: het zijn meer tips voor de organisaties, dat ze zich dienstbaarder opstellen en vanuit vakmanschap opstellen. We hebben gezien dat de organisaties niet dezelfde belangen hebben. Maar eigenlijk moet je zeggen: die professional, of het nou de fysio of een ander is, die moeten vanuit de vakethiek worden gestuurd. Niet vanuit geld.
Vroeger had je een landelijke standaard. Je wist overal in het land wat je van de wijkverpleging kon verwachten. Die hadden lokale bestuurtjes. Ze zagen wat er speelde en konden vandaar uit inspelen op de behoeften. Het opleidingsniveau lag toen hoger dan nu. Je moet veel in je mars hebben voor het opbouwen van netwerken.
Maar vanuit buurten: neem het initiatief. Kijk wat je voor elkaar kunt krijgen. Die uitwisseling. Dat is wat we in die 100 buurten willen doen. En het uitwisselen van voorbeelden van succesvolle projecten werkt stimulerend. Bijvoorbeeld Nederland zorgt voor elkaar.
Vraag: we hebben in de woongroep van het Ouderencontact gespeeld met het concept ‘Krasse Knarrenhof’. Of zet je dan mensen teveel bij elkaar? Want je moet ook in de maatschappij blijven staan.
Jos: in Amerika zie je dat veel. Daar ben ik geen voorstander van. Alleen maar tussen ouderen wonen is een beperking. Ik vind het heel gezond als je regelmatig kinderen ziet. En een mix maakt. Een Krasse Knarren is een opstapje. Ik ben bij die groep geweest en ik denk dat het een prima onderdeel kan zijn van een buurt. Maar wat is een gezonde opbouw.
Als ik kijk naar mijn moeder van 89 jaar – de rest in de straat van haar leeftijd is overleden. Nu vragen jonge gezinnen haar of ze wil oppassen. Die kinderen leren veel van mijn moeder, dus wat dat betreft… Ik vind dit een natuurlijke situatie, een natuurlijke mix.
Vraag: kun je iets zeggen over de privacywetgeving? Als je dat ouderwetse buurtwerk weer wilt oppakken zoals in de jaren ‘80 loop je dagelijks tegen de privacywetgeving aan. Heb je daar een lichtje voor?
Jos: mee eens. Er zitten positieve kanten aan die privacywetgeving maar ook negatieve. Normale uitwisseling van informatie wordt moeilijk gemaakt. Daar moet je het over hebben. Als gemeenschap misschien ook. Wat vinden we goed en wat niet. Hoe pakken we het initiatief? Dat we het anders willen, van dingen af willen. Je kunt als gemeenschap afspreken hoe je daarmee om wilt gaan.
Maar inderdaad, we hebben beperkingen met de privacywet. En dat zie je bij meer wetten. Die zijn positief gestart, maar hebben een negatieve uitwerking.
Mieke Schlatmann: tot zover de vragen. Bedankt Jos voor je inbreng. We gaan verder kijken hoe we het hoofd kunnen bieden aan de uitdagingen waarvoor we staan als maatschappij . En optimistisch blijven.
NB – Aan het eind van de presentatie van Jos de Blok waren een aantal dia’s die hij niet meer kon laten zien. De tekst ervan volgt hieronder.
Zorginfarct en personeelstekort
Het kan echt anders! Stel: we hebben in plaats van:
- Een Minister-president een Minister van Algemene Inspirerende Visie
- Een Minister van VWS een Minister van Preventie en Toekomst voor onze kinderen
- Een Minister van Sociale Zaken een Minister van Sociale Gelijkheid
- Een Minister van Justitie en Veiligheid een Minister van Rechtvaardigheid
- Een Minister van Onderwijs een Minister van Talentontwikkeling
- Een Minister van Wonen een Minister van Leuke Buurten
De regering wordt in plaats van een managementteam een inspiratieteam dat opereert op basis van kennis, vertrouwen en compassie.
De NZA (Nederlandse Zeur Autoriteit) wordt omgevormd tot een kenniscentrum.
Wat gaan we vanaf 2023 doen?
- Verder met structuren en systemen?
- Verder specialiseren?
- Meer bureaucratie?
Of
- opnieuw de waarde van vakmanschap uitvinden en centraal stellen.
- Het zorgsysteem vereenvoudigen en richten op preventie.
- Van een personeelstekort naar een personeelsoverschot.